-
1 wagon
n. wagon; wagen♦voorbeelden:¶ be/go on the (water) wagon • geheelonthouder zijn/worden -
2 reflection
n. weerspiegeling; spiegelbeeld; idee; gedachte; schuld; weerkaatsing♦voorbeelden:on reflection • bij nader inzienwithout reflection • zonder nadenkencast reflections (up)on • bedenkingen hebben bij -
3 wagoner
n. voerman; vrachtrijder -
4 wagonette
-
5 connection
n. aansluiting; relatie; verband; verbinding; natuurlijk verband; het verbinden; samenhang, verwijzing naar iets; transportatieverbinding, die continue diensten aanbiedt tussen transportatiemogelijkheden; communicatiemiddelen (als telefoonverbinding); leverancier van drugs, drughandelaar (Slang); handel van illegale drugs (Slang)1 verbinding ⇒ verband, aansluiting♦voorbeelden:cut the connection • de verbinding/band verbrekenmiss one's connection • zijn (bus/trein)aansluiting missenin this connection • in dit verbandin connection with • in verband met -
6 hospitalize
v. opnemen in een ziekenhuis, 〈 Brits-Engels spelling ook〉 hospitalise [ hospittəlajz] 〈voornamelijk passief; zelfstandig naamwoord: hospitalization〉♦voorbeelden: -
7 sock
n. sok, kous; inleg (i. schoen); klap (i. d. spreektaal)--------v. slaan, meppen; smijtensock1[ sok] 〈zelfstandig naamwoord; in betekenis 0.1 Amerikaans-Engels spelling meervoud ook: sox〉4 windzak♦voorbeelden:————————sock21 meppen ⇒ slaan, dreunen♦voorbeelden:————————sock3〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉1 precies♦voorbeelden: -
8 curb
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский